De in het geding zijnde bepaling werd bovendien voorgesteld als een middel om de verlamming van de arbeidsinspectie te voorkomen en tegelijkertijd de toepassing van het ingestelde onweerlegbare vermoeden uit te sluiten wanneer die inspectie vaststelt « dat voltijds of deeltijds voor langere tijd werken materieel onmogelijk is » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, nr. 1437/25, p. 72).
Die fragliche Bestimmung wurde ausserdem als Mittel dargestellt, eine Lähmung der Arbeitsinspektion zu verhindern und gleichzeitig die Anwendung der eingeführten unwiderlegbaren Vermutung auszuschliessen, wenn die Inspektion feststellt, « dass eine Vollzeitarbeit oder eine längere Teilzeitarbeit materiell unmöglich ist » (Parl. Dok., Kammer, 2004-2005, Nr. 1437/25, S. 72).