Traduction de «tegenover 10 maanden » (Néerlandais → Allemand) :

In totaal zou de termijn voor terugbetaling niet meer mogen bedragen dan 35 werkdagen, tegenover 10 maanden nu.
Insgesamt darf die Auszahlungsfrist dann 35 Arbeitstage – anstelle der gegenwärtigen 10 Monate – nicht überschreiten.

23. stelt met bezorgdheid vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingen in de eerste maanden van het jaar is verslechterd en op 30 april 2003 op 10% (3,77 miljard EUR) lag, tegenover 14% (4,28 miljard EUR) op dezelfde datum in 2002; is verontrust over de stijging van de uitstaande verplichtingen tot een totaalbedrag van 93,9 miljard EUR op 30 april 2003, hetgeen een stijging inhoudt van 11 miljard EUR ten opzichte van dezelfde datum in 2002;
23. stellt mit Besorgnis fest, dass sich die Ausführungsrate bei den Zahlungen in den ersten Monaten des Jahres verschlechtert hat und zum 30. April 2003 bei 10% (3,77 Milliarden EUR) im Vergleich zu 14% (4,28 Milliarden EUR) zum gleichen Datum des Jahres 2002 liegt; ist besorgt über den Anstieg an noch abzuwickelnden Mittelbindungen auf einen Gesamtbetrag von 93,9 Milliarden EUR zum 30. April 2003, was einem Anstieg um 11 Milliarden EUR gegenüber dem gleichen Datum des Jahres 2002 entspricht;

22. stelt met bezorgdheid vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingen in de eerste maanden van het jaar is verslechterd en op 30 april 2003 op 10% (€ 3,77 miljard) lag, tegenover 14% (€ 4,28 miljard) op dezelfde datum in 2002; is verontrust over de stijging van de uitstaande verplichtingen tot een totaalbedrag van € 93,9 miljard op 30 april 2003, hetgeen een stijging inhoudt van € 11 miljard ten opzichte van dezelfde datum in 2002;
22. stellt mit Besorgnis fest, dass sich die Ausführungsrate bei den Zahlungen in den ersten Monaten des Jahres verschlechtert hat und bei 10% (3,77 Milliarden €) zum 30. April 2003 liegt im Vergleich zu 14% (4,28 Milliarden €) zum gleichen Datum des Jahres 2002; ist besorgt über den Anstieg an noch abzuwickelnden Mittelbindungen auf einen Gesamtbetrag von 93,9 Milliarden € zum 30. April 2003, was einem Anstieg um 11 Milliarden € im Vergleich zum gleichen Datum des Jahres 2002 entspricht;

« Schendt artikel 68bis, § 2, 2°, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (zoals ingevoegd bij artikel 1 van de wet van 8 mei 1989 en gewijzigd bij artikel 200 van de wet van 29 december 1990) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door te voorzien dat het toekennen door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van voorschot van onderhoudsgelden wordt beperkt tot de gevallen wanneer de onderhoudsplichtige vader of moeder, of de krachtens artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek onderhoudsplichtige persoon, zich gedurende twee - al dan niet opeenvolgende - termijnen in de loop van de twaalf maanden die de aanvraag voorafgaan, onttrokken hebben aan de verplichting tot betaling van het onderhoudsgeld dat hem of haar ten laste is gelegd, hetzij bij een uitvoerbare gerechtelijke beslissing, hetzij bij een overeenkomst bedoeld bij artikel 1288, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, na overschrijving van de echtscheiding of scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming, en niet van toepassing is op alle tegenover het onderhoudsgerechtigde kind in gebreke blijvende onderhoudsplichtigen ?
« Verstösst Artikel 68bis § 2 Nr. 2 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren (eingefügt durch Artikel 1 des Gesetzes vom 8. Mai 1989 und abgeändert durch Artikel 200 des Gesetzes vom 29. Dezember 1990) gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er vorsieht, dass die Gewährung von Unterhaltsvorschüssen durch das öffentliche Sozialhilfezentrum sich auf jene Fälle beschränkt, in denen der unterhaltspflichtige Vater bzw. die unterhaltspflichtige Mutter oder die aufgrund des Artikels 336 des Zivilgesetzbuches unterhaltspflichtige Person sich während zwei - aufeinanderfolgenden oder nicht aufeinanderfolgenden - Zeiträumen im Laufe der zwölf Monate, die dem Antrag vorausgehen, der Unterhaltspflicht entzogen hat, die ihm bzw. ihr auferlegt worden ist, und zwar entweder durch eine vollstreckbare gerichtliche Entscheidung oder durch eine Vereinbarung im Sinne von Artikel 1288 Nr. 3 des Gerichtsgesetzbuches nach erfolgter Eintragung der Ehescheidung bzw. der Trennung von Tisch und Bett im gegenseitigen Einverständnis, und sich nicht auf alle Fälle erstreckt, in denen ein Unterhaltspflichtiger seine Unterhaltspflicht dem unterhaltsberechtigten Kind gegenüber nicht nachkommt?

« Schendt artikel 68bis, § 2, 2°, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (zoals ingevoegd bij artikel 1 van de wet van 8 mei 1989 en gewijzigd bij artikel 200 van de wet van 29 december 1990) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door te voorzien dat het toekennen door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van voorschot van onderhoudsgelden wordt beperkt tot de gevallen wanneer de onderhoudsplichtige vader of moeder, of de krachtens artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek onderhoudsplichtige persoon, zich gedurende twee al dan niet opeenvolgende - termijnen in de loop van de twaalf maanden die de aanvraag voorafgaan, onttrokken hebben aan de verplichting tot betaling van het onderhoudsgeld dat hem of haar ten laste is gelegd, hetzij bij een uitvoerbare gerechtelijke beslissing, hetzij bij een overeenkomst bedoeld bij artikel 1288, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, na overschrijving van de echtscheiding of scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming, en niet van toepassing is op alle tegenover het onderhoudsgerechtigde kind in gebreke blijvende onderhoudsplichtigen ?
« Verstösst Artikel 68bis § 2 Nr. 2 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren (eingefügt durch Artikel 1 des Gesetzes vom 8. Mai 1989 und abgeändert durch Artikel 200 des Gesetzes vom 29. Dezember 1990) gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er vorsieht, dass die Gewährung von Unterhaltsvorschüssen durch das öffentliche Sozialhilfezentrum sich auf jene Fälle beschränkt, in denen der unterhaltspflichtige Vater bzw. die unterhaltspflichtige Mutter oder die aufgrund des Artikels 336 des Zivilgesetzbuches unterhaltspflichtige Person sich während zwei - aufeinanderfolgenden oder nicht aufeinanderfolgenden - Zeiträumen im Laufe der zwölf Monate, die dem Antrag vorausgehen, der Unterhaltspflicht entzogen hat, die ihm bzw. ihr auferlegt worden ist, und zwar entweder durch eine vollstreckbare gerichtliche Entscheidung oder durch eine Vereinbarung im Sinne von Artikel 1288 Nr. 3 des Gerichtsgesetzbuches nach erfolgter Eintragung der Ehescheidung bzw. der Trennung von Tisch und Bett im gegenseitigen Einverständnis, und sich nicht auf alle Fälle erstreckt, in denen ein Unterhaltspflichtiger seine Unterhaltspflicht dem unterhaltsberechtigten Kind gegenüber nicht nachkommt?