Ten slotte voeren de verzoekers nog aan dat de bestreden bepalingen een schending inhouden van artikel 11 van de Grondwet in combinatie met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, doordat in de vroegere procedure die werd ingeleid door de Minister van Binnenlandse Zaken de rechten van verdediging uitdrukkelijk werden gewaarborgd door de verwijzing naar de artikelen 24/27 en 24/28 van de rijkswachtwet, terwijl die verwijzing in de nieuwe tekst niet meer is opgenomen.
Schliesslich machen die Kläger geltend, dass die angefochtenen Bestimmungen einen Verstoss gegen Artikel 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention beinhalten würden, indem in dem bisherigen Verfahren, welches vom Innenminister eingeleitet worden sei, die Rechte der Verteidigung ausdrücklich durch den Hinweis auf die Artikel 24/27 und 24/28 des Gendarmeriegesetzes gewährleistet worden seien, während dieser Hinweis in der neuen Fassung nicht mehr enthalten sei.