De pachtprijs zou schriftelijk worden bedongen en, bij het verstrijken van elke driejarige periode, op vraag van de verpachter of de pachter door de vrederechter worden herzien « op basis van de rentabiliteit van het pachtgoed tijdens de afgelopen driejarige periode » (artikel 17.1 van afdeling 3 van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij artikel I van de op 8 april 1965 door de Senaat aangenomen tekst, Parl. St., Senaat, 1964-1965, nr. 295, p. 59).
Der Pachtpreis sollte schriftlich vereinbart werden, und bei Ablauf eines jeden Dreijahreszeitraums auf Antrag des Verpächters oder des Pächters durch den Friedensrichter angepasst werden « auf der Grundlage der Rentabilität des Pachtgutes während des abgelaufenen Dreijahreszeitraums » (Artikel 17.1 von Abschnitt 3 von Buch III Titel VIII Kapitel II des Zivilgesetzbuches, eingefügt durch Artikel I des am 8. April 1965 durch den Senat angenommenen Textes, Parl. Dok., Senat, 1964-1965, Nr. 295, S. 59).