3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 1, onder a), en de in artikel 3, lid 3, bedoelde strafbare feiten, in verband met handelingen zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), kunnen worden bestraft met een maximale gevangenisstraf van ten minste acht jaar.
(3) Die Mitgliedstaaten treffen die erforderlichen Maßnahmen, um sicherzustellen, dass die Straftaten nach Artikel 3 Absatz 1 Buchstabe a und nach Artikel 3 Absatz 3, soweit diese mit einer in Artikel 3 Absatz 1 Buchstabe a bezeichneten Handlung im Zusammenhang stehen, mit einer Freiheitsstrafe im Höchstmaß von mindestens acht Jahren bedroht sind.