Het eerste onderdeel betreft de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in zoverre die bepalingen aldus worden geïnterpreteerd dat zij de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Brussel niet toestaan kennis te nemen van rechtsplegingen ten gronde in de andere taal dan die van zijn diploma van doctor of licentiaat in de rechten, hoewel hij het bewijs levert van de daartoe vereiste kennis van die taal, terwijl de vrederechters en de politierechters van het gerechtelijk arrondissement Brussel die dezelfde taalkennis bewijzen, wel zitting mogen houden in de andere taal dan die van hun diploma.
Der erste Teil betrifft die Vereinbarkeit der fraglichen Bestimmungen mit Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung, insofern diese Bestimmungen in dem Sinne ausgelegt würden, dass sie es dem Präsidenten des Arbeitsgerichts Brüssel nicht erlaubten, über Verfahren zur Hauptsache in einer anderen Sprache als derjenigen seines Diploms als Doktor oder Lizentiat der Rechte zu befinden, auch wenn er den Beweis der dazu erforderlichen Kenntnis der betreffenden Sprache erbringe, während die Friedensrichter und die Polizeirichter des Gerichtsbezirks Brüssel, die den Nachweis der gleichen Sprachkenntnis erbrächten, wohl in einer anderen Sprache als derjenigen ihres Diploms tagen könnten.