Ook al vermag de wetgever, om de redenen die in B.4.3 zijn uiteengezet, te voorzien in een maximumstraf van tienmaal de ontdoken rechten, toch maakt het ontbreken van een mogelijke spreiding tussen die straf als maximumstraf en een minimumstraf, de maatregel onbestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Selbst wenn der Gesetzgeber aus den in B.4.3 dargelegten Gründen eine Höchststrafe in Höhe des Zehnfachen der hinterzogenen Abgaben vorsehen konnte, wird die Massnahme durch das Fehlen einer Wahlmöglichkeit zwischen einer Höchststrafe und einer Mindeststrafe unvereinbar mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention.