« Schendt artikel 19 van de wet v
an 27 december 1961 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 182 van de Grondwet, in zoverre het de onderofficieren van het actieve kader van de krijgsmacht op discriminatoire wijze de waarborg van het optreden van een democratisch verkozen beraadslagende vergadering, zoals voorgeschreven door artikel 182 van de Grondwet, ontzegt, doordat artikel 19 van de wet van 27 december 1961 de minister van landsverdediging er op algemene wijze toe machtigt onderofficieren bij tuchtmaatregel tijdelij
...[+++]k uit hun ambt te ontheffen en doordat de gevallen waarin een dergelijke tijdelijke ambtsontheffing kan opgelegd worden, vastgesteld zijn in artikel 23 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, zonder dat de Koning daarvoor expliciet door de wetgever gemachtigd was ?« Verstösst Artikel 19 des Gesetzes vom 27. Dezember 1961 zur Einführung des Statuts der Unteroffiziere des aktiven Kade
rs der Streitkräfte gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit deren Artikel 182, insofern er den Unteroffizieren des aktiven Kaders der Streitkräfte auf diskriminierende Weise die Gara
ntie des Auftretens einer demokratisch gewähl
ten beratenden Versammlung im Sinne von Artikel 182 der Verfassung versagt, indem Artike
...[+++]l 19 des Gesetzes vom 27. Dezember 1961 den Minister der Landesverteidigung auf allgemeine Weise dazu ermächtigt, Unteroffiziere aus Disziplinargründen zeitweilig ihres Amtes zu entheben, und indem die Fälle, in denen eine solche zeitweilige Amtsenthebung auferlegt werden kann, in Artikel 23 des königlichen Erlasses vom 25. Oktober 1963 über das Statut der Unteroffiziere des aktiven Kaders der Streitkräfte festgelegt werden, ohne dass der König ausdrücklich vom Gesetzgeber dazu ermächtigt wurde?