2. Wanneer een betalingsinstelling middelen veilig moet stellen uit hoofde van lid 1 en een gedeelte van dat bedrag aan geldmiddelen voor toekomstige betalingstransacties gebruikt moet worden terwijl het resterende bedrag voor andere diensten dan betalingsdiensten gebruikt moet worden, zijn de vereisten van lid 1 ook van toepassing op het voor toekomstige betalingstransacties ontvangen gedeelte van de middelen.
(2) Muss ein Zahlungsinstitut Geldbeträge nach Absatz 1 absichern und ist ein Teil dieser Geldbeträge für zukünftige Zahlungsvorgänge zu verwenden, während der verbleibende Teil für Nicht-Zahlungsdienste verwendet werden muss, so gelten die Auflagen gemäß Absatz 1 auch für diesen Anteil der für zukünftige Zahlungsvorgänge zu verwendenden Geldbeträge.