2. Bij de visserij in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren moeten de bijvangsten van Notothenia rossii, Notothenia squamifrons, Chaenocephalus aceratus en Pseudochaenichthys georgianus voor elke soort tot 300 ton en moeten de bijvangsten van Notothenia gibberifrons tot 500 ton beperkt blijven.
(2) Bei der Fischerei im FAO-Untergebiet 48.3 Antarktis sind die Beifänge an Notothenia rossii, Notothenia squamifrons, Chänocephalus aceratus und Pseudochänichthys georgianus für jede Art auf 300 Tonnen und die Beifänge an Notothenia gibberifrons auf 500 Tonnen beschränkt.