2° zo het ging om een begin van activiteit in de zin van artikel 40, § 1, 2° of 3°, mag het Rijksinstituut machtiging verlenen voor de terugbetaling der voorlopige bijdragen, indien objectieve elementen erop wijzen dat de zelfstandige activiteit, zelfs in
dien ze uitgeoefend ware gedurende een jaar dat vier kwartalen onderwerping omvat, niet minstens het minimumink
omen zou opgeleverd hebben, te rekenen waarvan de personen, bedoeld in de artikelen 12, § 2 of 13, naar gelang het geval, van het koninklijk besluit nr. 38, bijdrageplichtig
...[+++]zijn;