De tussentijd tussen twee onderhouden, waarvan de minimale prestaties in bijlage V omschreven worden, mag niet langer zijn dan een jaar voor de individuele zuiveringseenheden en -installaties en dan drie maanden voor een individueel zuiveringsstation.
Das Intervall zwischen zwei Instandhaltungsvorgängen, deren minimale Leistungen in der Anlage V beschrieben sind, darf ein Jahr für die individuellen Kläreinheiten und -anlagen und drei Monate für eine individuelle Klärstation nicht überschreiten.