Iedere lidstaat benoemt twee vertegenwoordigers (een ambtenaar van de nationale overheidsdienst en een functionaris van de nationale centrale bank) en twee plaatsvervangende leden.
Jeder Mitgliedstaat setzt zwei Vertreter (jeweils einen Vertreter aus dem öffentlichen Dienst und der nationalen Zentralbank) sowie zwei alternative Mitglieder ein.