Gelet op hetgeen in B.6.2 werd vermeld, wordt het Hof in het derde onderdeel van het tweede middel verzocht na te gaan of de bestreden bepalingen, doordat zij op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest het aantal uitbaters beperken van de diensten van geregeld vervoer per autobus bedoeld in artikel 2, tweede lid, 4°, van de besluitwet van 30 december 1946, bestaanbaar zijn met artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, en geen afbreuk doen aan de vrijheid van handel en nijverheid van de uitbaters van die diensten.
Angesichts der Darlegungen in B.6.2 wird der Hof im dritten Teil des zweiten Klagegrunds gebeten zu prüfen, ob die angefochtenen Bestimmungen, indem sie auf dem Gebiet der Region Brüssel-Hauptstadt die Zahl der Betreiber der Linienverkehrsdienste mit Kraftomnibussen im Sinne von Artikel 2 Absatz 2 Nr. 4 des Erlassgesetzes vom 30. Dezember 1946 beschränkten, vereinbar seien mit Artikel 6 § 1 VI Absatz 3 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 und nicht gegen die Handels- und Gewerbefreiheit der Betreiber dieser Dienste verstiessen.