« doordat het bestreden koninklijk besluit van 4 februari 1997 en de bekrachtigingswet van 26 juni 1997, die zich de inhoud ervan toe-eigent, onregelmatig zij
n om reden dat niet uit de aanhef van het koninklijk besluit van 4 februari 1997 blijkt dat het daadwerkelijk is onderworpen aan het advies van het ' Beheerscomité van de sociale zekerheid ' waarin artikel 15 van de voormelde wet van 25 april 1963 voorziet en er bijgevolg alle redenen toe bestaan om aan te nemen dat het niet aan die substantiële formaliteit werd onderworpen, hetgeen inhoudt dat het koninklijk besluit niet zou kunnen worden beschouwd als zijnde één van die besluiten
...[+++]genomen krachtens de voormelde wet in de zin van artikel 51, § 1, ervan, zodat de bekrachtigingswet van 26 juni 1997 niet zou kunnen worden aangezien als één van de wetten bedoeld in het voormelde artikel 51, § 1, van diezelfde wet van 26 juli 1996, hetgeen ertoe leidt dat moet worden gesteld dat het doel van de bekrachtigingswet van 26 juni 1997 enkel erin kan bestaan met terugwerkende kracht de onwettigheid van het koninklijk besluit van 4 februari 1997 te dekken op een ogenblik waarop het laatstgenoemde overigens het voorwerp uitmaakte van een geschil tot betwisting van de wettigheid ervan, voor de afdeling administratie van de Raad van State aanhangig gemaakt door de huidige verzoekster ».« indem der angefochtene königliche Erlass vom 4. Februar 1997 und das Bestätigungsgesetz vom 26. Juni 1997, das sich dessen Inhalt anmasst, regelwidrig sind, weil aus der Präambel zum königlichen Erlass vom 4. Februar 1997 nicht hervorgeht, dass er tatsächlich dem Gutachten des ' Geschäftsführenden Ausschusses der sozialen Sicherheit ' unterworfen worden ist, welches in Artikel 15 des vorgenannten Gesetzes vom 25. April 1963 vorgesehen ist, und es demzufolge jede
n Grund zur Annahme gibt, dass er nicht dieser wesentlichen Formalität unterworfen wurde, was bedeutet, dass der königliche Erlass nicht als einer dieser kraft des vorgenannten
...[+++]Gesetzes im Sinne von Artikel 51 § 1 ergangenen Erlasse betrachtet werden könnte, so dass das Bestätigungsgesetz vom 26. Juni 1997 nicht als eines der Gesetze im Sinne des vorgenannten Artikels 51 § 1 desselben Gesetzes vom 26. Juli 1996 betrachtet werden könnte, was dazu führt, dass festzuhalten ist, dass das Ziel des Bestätigungsgesetzes vom 26. Juni 1997 lediglich darin bestehen kann, die Gesetzwidrigkeit des königlichen Erlasses vom 4. Februar 1997 rückwirkend zu decken, und zwar zu einem Zeitpunkt, wo letzterer übrigens Gegenstand eines von der gegenwärtigen Klägerin anhängig gemachten Streitfalls auf Anfechtung seiner Gesetzmässigkeit vor der Verwaltungsabteilung des Staatsrats war ».