De verzoekende partijen voeren aan dat het bestreden decreet, in het bijzonder de artikelen 2, 3, 5 en 8 ervan, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in samenhang gelezen met de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling tussen de wetgevende en de uitvoerende macht, die haar uitdrukking onder meer vindt in de artikelen 33, 36, 37, 39, 115, § 2, en 121, § 2, van de Grondwet, alsook met het verbod op machtsafwending.
Die klagenden Parteien führen an, das angefochtene Dekret - insbesondere dessen Artikel 2, 3, 5 und 8 - verstosse gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung mit der verfassungsrechtlichen Zuständigkeitsverteilung zwischen der gesetzgebenden und der ausführenden Gewalt, die unter anderem in den Artikeln 33, 36, 37, 39, 115 § 2 und 121 § 2 der Verfassung Ausdruck fänden, sowie mit dem Verbot des Ermessensmissbrauchs.