De verwijzende rechter wenst te vernemen of artikel 21ter van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schendt, doordat de vonnisrechter, wanneer hij vaststelt dat de redelijke termijn werd overschreden, niet de sanctie van het verval van de strafvordering kan uitspreken, terwijl de kamer van inbeschuldigingstelling met toepassing van artikel 235bis van het Wetboek van strafvordering dat verval wel kan uitspreken.
Der vorlegende Richter möchte erfahren, ob Artikel 21ter des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention verstosse, da der erkennende Richter, wenn er feststelle, dass die angemessene Frist überschritten worden sei, nicht die Sanktion des Erlöschens der Strafverfolgung aussprechen könne, während die Anklagekammer in Anwendung von Artikel 235bis des Strafprozessgesetzbuches diese Sanktion wohl aussprechen könne.