AC. overwegende dat de uitvoering, het gebruik en de doeltreffendheid van de wederzijdse rechtshulp en mechanismen voor ontneming van vermogensbestanddelen krachtens de hoofdstukken IV en V van het UNCAC laag blijven tussen de staten die partij zijn bij het UNCAC, en dat deze staten nog niet volledig voldoen aan hun verplichtingen op grond van hoofdstuk IV ('internationale samenwerking') en V (ontneming van vermogensbestanddelen') van het Verdrag inzake internationale samenwerking en, meer in het bijzonder, nog niet volledig voldoen aan hun wederzijdse verplichtingen inzake juridische bijstand op grond van artikel 46 van UNCAC;
AC. in der Erwägung, dass die in den Kapiteln IV und V des UNCAC festgehaltenen Instrumente der Rechtshilfe und der Wiedererlangung von Vermögenswerten durch die Vertragsstaaten des UNCAC kaum effizient umgesetzt und genutzt werden, und dass diese Vertragsstaaten ihren Verpflichtungen aus den Kapiteln IV („Internationale Zusammenarbeit“) und V („Wiedererlangung von Vermögenswerten“) des Übereinkommens in Bezug auf internationale Zusammenarbeit noch umfassend nachkommen und vor allem ihre aus Artikel 46 des UNCAC hervorgehenden Verpflichtungen zur Rechtshilfe ausreichend erfüllen müssen;