De aangevochten bepaling doet, volgens de verzoekende partijen in de zaken nrs. 1941 en 1965, op onevenredige wijze afbreuk aan de vrijheid van handel en nijverheid, de vrijheid van vereniging, de vrijheid van arbeid, de individuele vrijheid en (enkel in de zaak nr. 1965) de vrijheid van handel en goederen binnen de Europese Unie; zij vormt een bedreiging voor de werkgelegenheid en de investeringen door een bruuske en onverantwoorde verandering in de sector van de kansspelen en beantwoordt geenszins aan het door de wetgever nagestreefde doel.
Die angefochtene Bestimmung beeinträchtige ebenfalls nach Darlegung der klagenden Parteien in den Rechtssachen Nrn. 1941 und 1965 in unverhältnismässiger Weise die Handels- und Gewerbefreiheit, die Vereinigungsfreiheit, die Freiheit der Arbeit, die Freiheit des einzelnen und (nur in der Rechtssache Nr. 1965) die Handels- und Güterfreiheit in der Europäischen Union; sie bedrohe die Arbeitsplätze und die Investitionen aufgrund einer plötzlichen und ungerechtfertigten Änderung im Glücksspielsektor und entspreche keineswegs der Zielsetzung des Gesetzgebers.