2. Schendt artikel 332 van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre het bepaalt dat het vaderschap dat vaststaat krachtens artikel 315 van het Burgerlijk Wetboek enkel kan worden betwist door de echtgenoot, door de moeder en door het kind, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, met name in zoverre het de biologische vader van het kind wiens vaderschap niet wordt betwist en ten aanzien van wie het kind bezit van staat heeft, uitsluit van het recht om het vermoeden van vaderschap te betwisten ?
2. Verstösst Artikel 322 des Zivilgesetzbuches insofern, als er bestimmt, dass die kraft Artikel 315 des Zivilgesetzbuches festgestellte Vaterschaft nur vom Ehegatten, von der Mutter und vom Kind bestritten werden kann, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insbesondere soweit er den biologischen Kindesvater, dessen Vaterschaft nicht bestritten wird und dem gegenüber das Kind Statusbesitz hat, von dem Recht, die Vaterschaftsvermutung zu bestreiten, ausschliesst?