« Schendt artikel 320 van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre het de kandidaat voor de erkenning van een kind dat geboren is uit zijn vereniging met een gehuwde vrouw niet toestaat met alle wettelijke middelen het bewijs van zijn vaderschap te leveren, terwijl dat vaderschap wordt bevestigd door het bezit van staat en de afstamming van vaderszijde niet wordt betwist, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ?
« Verstösst Artikel 320 des Zivilgesetzbuches insofern, als er demjenigen, der ein Kind anerkennen möchte, das aus seinem Verhältnis mit einer verheirateten Frau hervorgegangen ist, nicht erlaubt, mit allen Rechtsmitteln seine Vaterschaft nachzuweisen, während diese Vaterschaft durch Statusbesitz untermauert und die väterliche Abstammung nicht bestritten wird, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung?