De in het voormelde artikel 18, § 2, 1° en 2°, vermelde feitelijke vaststellingen doen bovendien slechts een weerlegbaar vermoeden van leegstand ontstaan vermits de eigenaar of de houder van een zakelijk recht op het gebouw in kwestie een verantwoording kan geven voor het feit dat de woning niet is ingericht met huisraad of dat het water- of electriciteitsverbruik lager is dan het door de Regering vastgestelde minimumverbruik.
Im Ubrigen entsteht durch die im vorerwähnten Artikel 18 § 2 Nrn. 1 und 2 erwähnten faktischen Feststellungen nur eine widerlegbare Vermutung, dass die Wohnung leersteht, da der Eigentümer oder der Inhaber eines dinglichen Rechtes an dem betreffenden Gebäude nachweisen kann, aus welchem Grund die Wohnung nicht mit Mobiliar ausgestattet wurde und der Wasser- oder Elektrizitätsverbrauch unter dem durch die Regierung festgelegten Mindestverbrauch liegt.
