Uit de prejudiciële vraag blijkt op voldoende duidelijke wijze dat de verwijzende rechter van het Hof wenst te vernemen of de voorwaarde waarin artikel 4.4.20, § 1, eerste lid, 1°, van de VCRO voorziet, om bij de vergunningverlening voor een recent afgebroken zonevreemde woning afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften toe te staan, strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer zij wordt toegepast in het kader van een aanvraag voor een regularisatievergunning bedoeld in artikel 4.2.24 van de VCRO.
Aus der Vorabentscheidungsfrage geht auf ausreichend deutliche Weise hervor, dass der vorlegende Richter vom Gerichtshof erfahren möchte, ob die in Artikel 4.4.20 § 1 Absatz 1 Nr. 1 des Flämischen Raumordnungskodex vorgesehene Bedingung, um bei der Erteilung der Genehmigung für ein kürzlich abgerissenes gebietsfremdes Wohngebäude Abweichungen von Städtebauvorschriften zu erlauben, im Widerspruch zu den Artikeln 10 und 11 der Verfassung stehe, wenn sie im Rahmen eines Antrags auf Regularisierungsgenehmigung im Sinne von Artikel 4.2.24 des Flämischen Raumordnungskodex angewandt werde.