De verzoekende partijen voeren in het eerste onderdeel van het enige middel aan dat de bestreden bepalingen in strijd zouden zijn met de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat het voor landbouwers in het Vlaamse Gewest verboden zou worden de vegetatie van de historisch permanente graslanden te wijzigen en doordat maatregelen kunnen worden genomen die ingrijpen in de landbouwbedrijfsvoering en in het teeltplan, zodat aldus eigendomsbeperkingen worden opgelegd zonder dat in een vergoeding wordt voorzien.
Die klagenden Parteien führen im ersten Teil des einzigen Klagegrunds an, dass die angefochtenen Bestimmungen gegen die Artikel 10, 11 und 16 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention verstießen, indem es Landwirten in der Flämischen Region verboten werde, die Vegetation des historisch dauerhaften Graslandes zu ändern, und indem Maßnahmen ergriffen werden könnten, die in die Führung des landwirtschaftlichen Betriebs und in den Kulturplan eingriffen, so dass somit Eigentumseinschränkungen auferlegt würden, ohne dass eine Entschädigung vorgesehen werde.