De verzoekende partijen voeren een enig middel aan dat is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, en 172 van de Grondwet en uit het beginsel van rechtszekerheid, in samenhang gelezen, in voorkomend geval, met de schending van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens; artikel 12 van het decreet van 16 december 1998 brengt, in zoverre het artikel 3 op 1 januari 1998 in werking doet trede
n, op terugwerkende wijze het belastingtarief dat van toepassing is op de weddenschappen di
e in het buitenland plaatsvinden, van 6 pc ...[+++]t. op 10 tot 11 pct., naar gelang van het geval, zonder dat die terugwerkende kracht zou kunnen worden verantwoord ten aanzien van de in het middel bedoelde bepalingen.
Die klagenden Parteien leiten einen einzigen Klagegrund aus dem Verstoss gegen die Artikel 10, 11, und 172 der Verfassung sowie gegen den Grundsatz der Rechtssicherheit ab, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention; Artikel 12 des Dekrets vom 16. Dezember 1998 erhöhe, insofern er Artikel 3 am 1. Januar 1998 in Kraft treten lasse, den auf die Wetten auf im Ausland abgehaltene Rennen anwendbaren Abgabesatz rückwirkend von 6 Prozent auf 10 beziehungsweise 11 Prozent, ohne dass diese rückwirkende Kraft im Hinblick auf die im Klagegrund angeführten Bestimmungen zu rechtfertigen wäre.