Uit de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepalingen, zoals weergegeven in B.4.2 en B.4.3, blijkt dat de wetgever, zowel wat betreft artikel 42septies van de wet van 15 december 1980, als wat betreft artikel 11, § 2, van die wet, heeft gewild dat de nieuwe regeling inzake de beëindiging van het verblijf van vreemdelingen slechts zou gelden voor vreemdelingen die een verblijfstitel verkrijgen na de inwerkingtreding van die bepalingen, behalve wanneer er sprake is van fraude.
Aus den Vorarbeiten zu den fraglichen Bestimmungen, die in B.4.2 und B.4.3 angeführt wurden, geht hervor, dass der Gesetzgeber sowohl in Bezug auf Artikel 42septies des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 als auch in Bezug auf dessen Artikel 11 § 2 wünschte, dass die neue Regelung bezüglich der möglichen Beendigung des Aufenthalts von Ausländern nur auf diejenigen unter ihnen anwendbar ist, die einen Aufenthaltsschein nach dem Inkrafttreten dieser Bestimmungen erhalten, außer wenn Betrug vorliegt.