De verwijzende rechter vraagt het Hof of het voormelde artikel 57, § 2, eerste lid, 1°, voor zover het de maatschappelijke dienstve
rlening beperkt tot dringende medische hulp voor de illegaal op het grondgebied verblijvende ouders van vreemde nationaliteit va
n een Belgisch kind (dat legaal op het grondgebied verblijft), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 22, 23 en 191 ervan, met de artikelen 2, 3, 24, 26 en 27 van
het Internationaal ...[+++]Verdrag van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind, en met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, alsmede met artikel 3.1 van het Vierde Aanvullend Protocol bij dat Verdrag.
Der vorlegende Richter fragt den Hof, ob der vorerwähnte Artikel 57 § 2 Absatz 1 Nr. 1 insofern, als er die Sozialhilfe für ausländische Eltern mit illegalem Aufenthalt eines belgischen Kindes (mit legalem Aufenthalt) auf dringende medizinische Hilfe beschränke, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse, an sich oder in Verbindung mit deren Artikeln 22, 23 und 191, mit den Artikeln 2, 3, 24, 26 und 27 des Internationalen Ubereinkommens vom 20. November 1989 über die Rechte des Kindes und mit Artikel 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention sowie mit Artikel 3 Absatz 1 des vierten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention.