Die verzoekers klagen ook aan dat artikel 21, § 1, tweede lid, van de wet van 18 juli 1991, aangevuld met het aangevochten artikel 3 van de wet van 9 juli 1997, zonder verantwoording een verschil in behandeling instelt tussen, enerzijds, de plaatsvervangende rechters die vóór 1 oktober 1993 zijn benoemd en van wie de kandidatuur voor een benoeming tot werkend magistraat door de Minister van Justitie slechts in aanmerking kan worden genomen indien voor
die kandidatuur een unaniem gunstig advies is verleend door het adviescomité dat krachtens artikel 259ter van het Gerechtelijk Wetboek is opgericht, en, anderzijds, de andere kandidaten, vo
...[+++]or wie geen unaniem gunstig advies is vereist; het verschil in behandeling lijkt hun des te meer voor kritiek vatbaar daar onder die kandidaten zich werkende magistraten bevinden van wie de benoeming, vóór de inwerkingtreding van de voormelde wet van 6 augustus 1993 (1 oktober 1993), onder dezelfde voorwaarden gebeurde als die van de plaatsvervangende rechters en niet afhankelijk was van het slagen voor een vergelijkend examen of een examen.Die Kläger klagen auch an, dass Artikel 21 § 1 Absatz 2 des Gesetzes vom 18. Juli 1991, ergänzt um den angefochtenen Artikel 3 des Gesetzes vom 9. Juli 1997, ohne Rechtfertigung einen Behandlungsunterschied einführe zwischen einerseits den stellvertretenden Richtern, die vor dem 1. Oktober 1993 ernannt worden seien und deren Bewerbung um eine Ernennung zum aktiven Magistrat vom Justizminister nur dann berücksichtigt werden könne, wenn für diese Bewerbung eine einstimmig günstige Bewertung durch den kraft Artikel 259ter des Gerichtsgesetzbuches eingesetzten
Beratungsausschuss erteilt worden sei, und andererseits den anderen Kandidaten, fü
...[+++]r die keine einstimmig günstige Bewertung erforderlich sei; der Behandlungsunterschied scheine ihnen um so tadelnswerter zu sein, da unter diesen Kandidaten sich aktive Magistrate befänden, deren Ernennung vor dem Inkrafttreten des vorgenannten Gesetzes vom 6. August 1993 (1. Oktober 1993) unter den gleichen Voraussetzungen erfolgt sei wie die der stellvertretenden Richter und nicht vom Absolvieren eines Auswahlverfahrens oder einer Prüfung abhängig gewesen sei.