Het Hof merkt in het bijzonder op dat het geschil dat destijds aan de Raad van State was voorgelegd en dat aanleiding heeft gegeven tot de prejudiciële vraag die bij het arrest nr. 31/96 is beslecht, eveneens betrekking had op de situatie van een geweigerde kandidaat voor een betrekking bij de diensten van een parlementaire vergadering, geval dat het Hof (B.2.2, derde alinea, van voormeld arrest) uitdrukkelijk heeft gelijkgesteld met het geval van de ambtenaren die reeds in dienst zijn bij een dergelijke vergadering.
Der Hof weist insbesondere darauf hin, dass der Streitfall, der damals dem Staatsrat vorgelegt worden war und zu der präjudiziellen Frage führte, die durch das Urteil Nr. 31/96 beigelegt wurde, sich ebenfalls auf die Situation eines abgelehnten Kandidaten für eine Stelle bei den Dienststellen einer parlamentarischen Versammlung bezogen hatte - ein Fall, den der Hof (B.2.2 Absatz 3 des o.a.