1. Bij het verlenen van de vergunning stellen de daartoe aangewezen douaneautoriteiten de termijn vast waarbinnen de invoergoederen een douanebestemming dienen te volgen, rekening houdend, enerzijds, met de termijnen die zijn voorgeschreven bij artikel 140, lid 2, van het Wetboek en de artikelen 674, 675, 677, 679, 681, 682 en 688, en, anderzijds, met de tijd die nodig is om het doel van de tijdelijke invoer te verwezenlijken.
(1) Bei der Erteilung der Bewilligung setzen die zuständigen Zollbehörden die Frist fest, in der die Einfuhrwaren eine der zulässigen zollrechtlichen Bestimmungen erhalten müssen, wobei sie einerseits die Fristen nach Artikel 140 Absatz 2 des Zollkodex und den Artikeln 674, 675, 677, 679, 681, 682 und 688 und andererseits die zur Erreichung des Zwecks der vorübergehenden Verwendung erforderliche Frist berücksichtigt.