Dat enkel nog een milieuvergunning kan worden verleend aan gezinsveeteeltbedrijven, bij verplaatsing van een bestaand gezinsveeteeltbedrijf (artikel 34, 5) of in geval van een volledige verplaatsing van een bestaande landbouwinrichting horende bij een gezinsveeteeltbedrijf dat als hinderlijk is ingedeeld en onder de in artikel 34, 3, 2°, a) tot d), bepaalde voorwaarden, alsook in geval van vergunningsaanvragen met betrekking tot een bestaande veeteeltinrichting horende bij een gezinsveeteeltbedrijf of een bestaande landbouwinrichting met een productie van minder dan 300 kilogram difosforpentoxide op jaarbasis (artikel 34, 3, 3° en 4°), houdt redelijk verband met het oogmerk van de decreetgever om voor de gezinsveeteeltbedrijven en de bedrij
...[+++]ven met een kleine mestproductie , die een verhoudingsgewijs kleiner mestoverschot veroorzaken, te voorzien in een soepeler vergunningsstelsel waarbij rekening wordt gehouden met de levensvatbaarheidsgrens van die bedrijven (Gedr. St., Vlaamse Raad, 1995-1996, nr. 148-3, p. 43).Der Umstand, das nur noch Familienviehzüchtereien im Falle der
Standortverlagerung einer bestehenden Familienviehzüchterei (Artikel 34 5) oder im Falle einer vollständigen Standortverlagerung einer bestehenden landwirtschaftlichen Einrichtung, die Bestandteil einer als störend eingestuften Familienviehzüchterei ist, und unter den in Artikel 34 3 2° a) bis d) festgelegten Bedingungen eine Umweltgenehmigung erteilt werden kann, sowie im Falle von Genehmigungsanträgen in bezug auf eine bestehende Viehzüchterei, die Bestandteil einer Familienviehzüchterei ist, oder auf eine bestehende landwirtschaftliche Einrichtung mit einer Jahresproduktio
...[+++]n von weniger als 300 kg Diphosphorpentoxid (Artikel 34 3 3° und 4°) steht in einem vernünftigen Verhältnis zu der Zielsetzung des Dekretgebers, für die Familienviehzüchtereien und die Betriebe mit einer geringeren Düngemittelproduktion , die einen verhältnismäsig geringeren Düngemittelüberschus verursachen, eine flexiblere Genehmigungsregelung vorzusehen, wobei den Grenzen der Lebensfähigkeit dieser Betriebe Rechnung getragen wird (Dok., Flämischer Rat, 1995-1996, Nr. 148-3, S. 43).