De Raad van State stelt vervolgens vast dat de termijn van dertig dagen, bedoeld in artikel 75, § 1, vierde lid, « onverzoenbaar is met het onderzoek van de bezwaren in het contentieux van de verkiezingsuitgaven », zodat de geldigverklaring van de verkiezingen wegens ontstentenis van een uitspraak van het Rechtscollege binnen de dwingende termijn van dertig dagen enkel geldt voor het bezwaar in verband met de verkiezing.
Der Staatsrat stellt sodann fest, dass die in Artikel 75 § 1 Absatz 4 vorgesehene Frist « nicht mit der Frist für die Untersuchung der Beschwerden in Streitsachen über die Wahlausgaben vereinbar ist », so dass die Gültigerklärung der Wahlen wegen des Fehlens einer Entscheidung des rechtsprechenden Kollegiums innerhalb der zwingenden Frist von dreissig Tagen nur für Beschwerden über die Wahlen gilt.
