1. Indien in een Lid-Staat van ontvangst de financiële draagkracht door middel van een verklaring moet worden aangetoond, beschouwt deze Staat de verklaringen dienaangaande die door banken van het land van oorsprong of herkomst of door andere, door dat land daartoe aangewezen organen zijn afgegeven, als gelijkwaardig aan de op zijn eigen grondgebied afgegeven verklaringen.
(1) Ist im Aufnahmemitgliedstaat der Nachweis der finanziellen Leistungsfähigkeit anhand einer Bescheinigung zu erbringen, so erkennt dieser Staat entsprechende Bescheinigungen von Banken des Heimat- oder Herkunftslandes oder von sonstigen, von diesem Land benannten Institutionen als den in seinem eigenen Hoheitsgebiet ausgestellten Bescheinigungen gleichwertig an.