De verzoekende partijen betogen hiertoe onder meer dat de procedure in strijd met artikel 31, lid 1, eerste zin, van richtlijn 2001/83/EG niet vóór, maar eerst na de beslissing op een aanvraag voor verlenging van de vergunning voor het geneesmiddel in gang is gezet en dat bovendien ook geen bijzonder geval aan de orde is waarin de belangen van de Unie in het geding zijn.
Die Klägerinnen führen insofern unter anderem aus, dass das Verfahren entgegen Art. 31 Abs. 1 S. 1 der Richtlinie 2001/83/EG nicht vor, sondern erst nach einer Entscheidung über einen Antrag auf Nachzulassung des Arzneimittels eingeleitet worden sei und zudem kein besonderer Fall von Unionsinteresse gegeben sei.