Roept artikel 2bis van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 23 juli 1992 betreffende de onroerende voorheffing, zoals dat artikel is ingevoerd, met uitwerking vanaf 1 januari 1995, bij artikel 3 van de ordonnantie van 13 april 1995, een discriminatie in het leven die verboden is bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de voorwaarden die erin zijn opgesomd tot gevolg hebben dat de panden die niet voor bewoning bestemd zijn in de zin van de ordonnantie [lees : het besluit] van 29 maart 1990 betreffende de toekenning van toelagen voor de renovatie van woningen aan natuurlijke personen ambtshalve zijn uitgesloten van het voordeel van kwijtschelding of proportionele vermindering van de onroerende voorheffing, zonder
...[+++] rekening te houden met de staat van onderhoud ervan, noch met de oorzaken van de leegstand en van het gebrek aan productiviteit ?
Führt Artikel 2bis der Ordonnanz des Rates der Region Brüssel-Hauptstadt vom 23. Juli 1992 bezüglich des Immobilienvorabzugs, so wie er mit Wirkung vom 1. Januar 1995 durch Artikel 3 der Ordonnanz vom 13. April 1995 eingeführt wurde, eine aufgrund der Artikel 10 und 11 der Verfassung verbotene Diskriminierung ein, indem die darin aufgelisteten Bedingungen dazu führen, dass die Wohnungen die nicht zu Wohnzwecken bestimmt sind im Sinne der Ordonnanz [zu lesen ist: des Erlasses] vom 29. März 1990 bezüglich der Gewährung von Zuschüssen für die Sanierung von Wohnungen zugunsten von natürlichen Personen, von Amts wegen vom Vorteil des Erlasses oder der anteiligen Ermässigung des Immobilienvorabzugs ausgeschlossen sind?