« Schenden de artikelen 91, 92, 93 en 97 van de wet van 15 maart 1999 evenals artikel 11 van de wet van 23 maart 1999, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij, in tegenstelling tot de mogelijkheid die is voorbehouden aan de belastingplichtigen van Rijksbelastingen om daartegen op te komen bij de directeur, de belastingplichtigen van een lokale belasting die het voorwerp is van een soortgelijk beroep bij de bestendige deputatie dat op 6 april 1999 hangende is gebleven, niet toestaan een dubbele aa
nleg te verkrijgen, vermits laatstgenoemden ertoe gehouden blijken een beroep in eerste en laatste aanleg in te stellen bij het hof v
...[+++]an beroep, op basis van de ten tijde van het bezwaarschrift geldende procedure ?« Verstossen die Artikel 91, 92, 93 und 97 des Gesetzes vom 15. März 1999 sowie Artikel 11 des Gesetzes vom 23. März 1999 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie - im Gegensatz zu der Möglichkeit, die den Schuldnern von Staatssteuern, welche vor dem Direktor angefochten werden können, geboten wird - den Schuldnern einer Lokalsteuer, die Gegenstand einer ähnlichen, zum 6. April 1999 noch in der Schwebe befindlichen Klage vor dem Ständigen Ausschuss ist, den doppelten Rechtszug vorenthalten, da letztere offensichtlich zur Klageerhebung in erster und letzter Instanz vor dem Appellationshof gemäss dem zum Zeitpunkt der Beschwerde geltenden Verfahre
...[+++]n gehalten sind?