3. De krachtens deze verordening verleende bijstand van de Unie is een aanvulling op de bijstand die uit hoofde van Unie-instrumenten voor externe bijstand wordt geboden, wordt slechts verleend voor zover geen adequate en effectieve reactie uit hoofde van bovengenoemde instrumenten mogelijk is en wordt op zodanige wijze gepland en uitgevoerd dat de continuïteit van acties uit hoofde van die instrumenten, waar van toepassing, wordt verwezenlijkt.
(3) Die Unionshilfe im Rahmen dieser Verordnung ergänzt die Hilfe, die im Rahmen der Unionsinstrumente für Außenhilfe vorgesehen ist; sie wird nur geleistet, soweit im Rahmen dieser Instrumente keine angemessene und wirksame Reaktion möglich ist, und wird gegebenenfalls so programmiert und durchgeführt, dass die Kontinuität der im Rahmen dieser Instrumente geleisteten Maßnahmen gewährleistet ist.