1. Het controleapparaat moet geïnstalleerd zijn en gebruikt worden in voertuigen die in een lidstaat zijn ingeschreven en die bestemd zijn voor het wegvervoer van personen of van goederen, met uitzondering van de in artikel 3 en 16, lid 2 , van Verordening (EG) nr./2005 + bedoelde voertuigen. Voor voertuigen die vrijgesteld waren van de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3820/85, maar niet langer vrijgesteld zijn van Verordening (EG) nr/2005 + , bestaat tot 31 december 2007 de mogelijkheid om aan dit voorschrift te voldoen.
(1) Das Kontrollgerät muss bei Fahrzeugen eingebaut und benutzt werden, die der Personen- oder Güterbeförderung im Straßenverkehr dienen und in einem Mitgliedstaat zugelassen sind; ausgenommen sind die in Artikel 3 und Artikel 16 Absatz 2 der Verordnung (EG) Nr/2005 genannten Fahrzeuge; Fahrzeuge, die von der Anwendung der Verordnung (EWG) Nr. 3820/85 freigestellt waren, die jedoch nach der Verordnung (EG) Nr/2005 + nicht mehr freigestellt sind, müssen diese Vorschrift spätestens ab dem 31. Dezember 2007 erfüllen.