B. overwegende dat de betalingskredieten in de ontwerpbegroting € 92,499 miljard bedragen, hetgeen een verlaging inhoudt met 1,49% ten opzichte van het VOB en een verhoging met 3,46% ten opzichte van de begroting 2000, en dat de verhoging van de verplichte uitgaven in verhouding tot de begroting 2000 6,24% bedraagt en van de niet-verplichte uitgaven 1,32%,
B. in der Erwägung, dass die Mittel für Zahlungen im Haushaltsplanentwurf 92,499 Mrd. € betragen, was einer Kürzung um 1,49% gegenüber dem HVE und einer Anhebung um 3,46% gegenüber dem Haushaltsplan 2000 entspricht, sowie dass die obligatorischen Ausgaben gegenüber dem Haushaltsplan 2000 um 6,24% und die nichtobligatorischen Ausgaben um 1,32% erhöht werden,