Artikel 4, § 1, van de wet van 21 november 1989 handhaaft het onweerlegbare vermoeden van bedrog door de echtgenoot vastgesteld bij artikel 4, § 1, van de wet van 1 juli 1956 wanneer het de bedoeling is de materiële schade geleden door de echtgenoot van de bestuurder, van de verzekeringnemer, van de eigenaar of van de houder van het voertuig uit te sluiten van het voordeel van een verplichte vergoeding.
Artikel 4 § 1 des Gesetzes vom 21. November 1989 erhält die unwiderlegbare Vermutung des Betrugs durch den Ehegatten, festgelegt durch Artikel 4 § 1 des Gesetzes vom 1. Juli 1956, aufrecht, wenn es die Absicht ist, den vom Ehepartner des Fahrers, des Versicherungsnehmers, des Besitzers oder Halters des Fahrzeugs erlittenen Schaden vom Vorteil einer obligatorischen Vergütung auszuschliessen.