1. Een nationale regelgevende instantie die eerder overeenkomstig de artikelen 8 en 12 van die richtlijn aan een aanbieder enige verplichting heeft opgelegd om groothandeltoegang te verlenen aan een nieuwe-generatienetwerk, gaat na of het passend en evenredig zou zijn om in de plaats daarvan een verplichting op te leggen om een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct te leveren dat minimaal gelijkwaardige functionaliteiten biedt als het eerder opgelegde groothandeltoegangsproduct.
(1) Eine nationale Regulierungsbehörde, die einem Betreiber zu einem früheren Zeitpunkt eine Verpflichtung zur Bereitstellung des Vorleistungszugangs zu einem Netz der nächsten Generation nach Artikel 8 und 12 der Richtlinie 2002/19/EG auferlegt hat, prüft, ob es angemessen und verhältnismäßig wäre, stattdessen eine Verpflichtung zur Bereitstellung eines europäischen virtuellen Breitbandzugangsprodukts aufzuerlegen, das dem gegenwärtig auferlegten Vorleistungszugangsprodukt mindestens funktional gleichwertig ist.