Aan het Hof wordt de vraag gesteld of de in het geding zijnde bepaling discriminerend is, indien zij zou worden geïnterpreteerd als zijnde niet van toepassing op de procedures voor de Raad van State, wat aan de voor dat rechtscollege in het gelijk gestelde partij de verplichting zou opleggen een nieuwe procedure voor de burgerlijke rechter in te stellen teneinde, op grond van de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, de terugbetaling van de kosten en de erelonen van haar advocaat te verkrijgen.
Der Hof wird zu einer etwaigen Diskriminierung befragt, die in der fraglichen Bestimmung enthalten sei, wenn diese so auszulegen sei, dass sie nicht auf Verfahren vor dem Staatsrat anwendbar sei, wodurch die vor diesem Rechtsprechungsorgan obsiegende Partei verpflichtet würde, ein neues Verfahren vor dem Zivilrichter einzuleiten, um auf der Grundlage der Artikel 1382 ff. des Zivilgesetzbuches die Erstattung ihrer Rechtsanwaltshonorare und -kosten zu erhalten.