Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 8 juni 1994 , v
erklaard dat, "door niet te voorzien in de aanwijzing van vertegenwoordigers van de werknemers voor het geval dat de werkgever niet met die aanwijzing instemt, door de ondernemingen zonder winstoogmerk uit te sluiten van de werkingssfeer van de regeling die is vastgesteld ter uitvoering van richtlijn 77/187/EEG (.), door de vervreemder of de verkrijger die ten aanzien van zijn werknemers maatregele
n overweegt niet te verplichten ...[+++] over deze maatregelen tijdig overleg te plegen met de vertegenwoordigers van de werknemers ten einde te trachten tot overeenstemming te komen, en door niet in een doeltreffende sanctie te voorzien voor het geval dat de werkgever nalaat de vertegenwoordigers van de werknemers te informeren en met hen overleg te plegen, is het Verenigd Koninkrijk de krachtens de richtlijn en artikel 5 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet nagekomen".In seinem Urteil vom 8. Juni 1994 erklärte der Gerichtshof, dass „das Vereinigte Königreich gegen seine Verpflichtungen aus der Richtlinie und Artikel 5 EWG-Vertrag verstoßen hat, indem es keine Bestellung von Arbeitnehmervertretern vorgesehen hat, wenn der Arbeitgeber einer
solchen Bestellung nicht zustimmt, indem es Unternehmen ohne Gewinnerzielungsabsicht vom Geltungsbereich der Richtlinie, die zur Umsetzung der Richtlinie 77/187/EWG des Rates gedacht war (...), ausgenommen hat, indem es den Veräußerer oder den Erwerber, die Maßnahmen hinsichtlich ihrer Arbeitnehmer in Bet
racht ziehen, nicht verpflichtet ...[+++], die Vertreter ihrer Arbeitnehmer rechtzeitig zu diesen Maßnahmen zu konsultieren, um eine Übereinkunft anzustreben, und indem es keine wirksame Sanktion vorgesehen hat, wenn der Arbeitgeber die Arbeitnehmervertreter nicht informiert oder konsultiert.“