54. is bezorgd over het vastgestelde effect van voorfinancieringen, met name op de beleidsterreinen „Externe steun, ontwikkeling en uitbreiding” en „Onderzoek en intern beleid”; constateert dat er meer gebruik is gemaakt van voorfinanciering en dat de totale foutenpercentages op deze twee beleidsterreinen onder de 2% liggen; merkt verder op dat de Rekenkamer wel concludeert dat de voorfinancieringen vrij geen materiële fouten vertoonden, maar dat de tussentijdse en saldobetalingen nog steeds een substantieel foutenpercentage laten zien (Jaarverslag, punten 5.35 en 6.48);
54. ist beunruhigt über den Einfluss, den Vorfinanzierungen hauptsächlich in den Politikbereichen „Außenhilfe, Entwicklung und Erweiterung“ und „Forschung und interne Politikbereiche“ hatten; nimmt in diesem Zusammenhang den zunehmenden Rückgriff auf Vorfinanzierungen und die Gesamtfehlerquote in diesen beiden Politikbereichen von unter 2 % zur Kenntnis; verweist ferner auf die Schlussfolgerungen des
Rechnungshofs, laut denen zwar bei den Vorfinanzierungen keine sachlichen Fehler festgestellt wurden, dafür aber die Zwischen- und Abschlusszahlungen in wesentlichem Ausmaß mit Fehlern behaftet waren (Jahresbericht, Ziffern 5.35 und 6.48);
...[+++]