Zoals is uiteengezet in B.3.1, strekt het beroepsgeheim waartoe de in artikel 458 van het Strafwetboek bedoelde personen zijn gehouden, niet ertoe hun enig voorrecht toe te kennen, maar heeft het hoofdzakelijk tot doel het fundamentele recht op eerbiediging van het privéleven te beschermen van diegene die iemand in vertrouwen neemt, soms over iets heel persoonlijks.
Wie in B.3.1 dargelegt wurde, dient das Berufsgeheimnis, an das die in Artikel 458 des Strafgesetzbuches erwähnten Personen gebunden sind, nicht dazu, irgendein Vorrecht zu gewähren, sondern bezweckt es hauptsächlich, das Grundrecht auf Achtung des Privatlebens derjenigen, die jemanden ins Vertrauen ziehen, bisweilen in sehr persönlichen Dingen, zu schützen.