Bij de vaststelling van de aan verzoekster op te leggen geldboete heeft de Commissie het non-discriminatiebeginsel, het onder meer in artikel 5 VEU verankerde evenredigheidsbeginsel, artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 23, lid 3, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten (met inbegrip van de punten 18 en 37 daarvan) en het vertrouwensbeginsel geschonden.
Fünfter Klagegrund: Die Festsetzung der der Klägerin auferlegten Geldbuße durch die Kommission habe gegen den Grundsatz der Nichtdiskriminierung, den Verhältnismäßigkeitsgrundsatz, wie er unter anderem in Art. 5 EUV und Art. 49 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union, Art. 23 Abs. 3 der Verordnung (EG) Nr. 1/2003 des Rates vom 16. Dezember 2002 zur Durchführung der in den Art. 81 und 82 des Vertrags niedergelegten Wettbewerbsregeln sowie den Leitlinien (einschließlich deren Ziffern 18 und 37) niedergelegt sei, und den Grundsatz des Vertrauensschutzes verstoßen.