In dit opzicht moeten de exploitanten van alle stookinstallaties met een nominaal elektrisch vermogen van 300 MW of meer ervoor zorgen dat i) er geschikte opslaglocaties beschikbaar zijn; ii) de vervoersfaciliteiten technisch en economisch haalbaar zijn en iii) het technisch en economisch haalbaar is om de installatie achteraf aan kooldioxideafvang aan te passen.
Diesbezüglich sollten die Betreiber aller Feuerungsanlagen mit einer elektrischen Nennleistung von 300 MW oder mehr sicherstellen, dass i) geeignete Speicherstätten verfügbar und ii) die Transportvorrichtungen technisch und wirtschaftlich machbar sind und iii) dass die Nachrüstung für die Kohlendioxidabscheidung technisch und wirtschaftlich machbar ist.
