Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «verwijzende rechtscollege ondervraagt » (Néerlandais → Allemand) :

Het verwijzende rechtscollege ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid van artikel 84ter van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : WBTW) met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het belastingplichtigen met betrekking tot eenzelfde belastbare handeling, verschillend behandelt naargelang zij het voorwerp zijn van een fiscaal onderzoek op grond van artikel 84ter van het WBTW, dan wel van een fiscaal onderzoek op grond van artikel 333, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992).

Das vorlegende Rechtsprechungsorgan befragt den Gerichtshof zur Vereinbarkeit von Artikel 84ter des Mehrwertsteuergesetzbuches (nachstehend: MwStGB) mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, da dadurch Steuerpflichtige hinsichtlich der gleichen steuerpflichtigen Umsätze unterschiedlich behandelt würden, je nachdem, ob sie Gegenstand einer Steueruntersuchung aufgrund von Artikel 84ter des MwStGB oder einer Steueruntersuchung aufgrund von Artikel 333 Absatz 3 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 (nachstehend: EStGB 1992) seien.


Het verwijzende rechtscollege ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met, onder meer, de artikelen 160 en 161 van de Grondwet.

Das vorlegende Rechtsprechungsorgan befragt den Gerichtshof zur Vereinbarkeit der betreffenden Bestimmung mit den Artikeln 10, 11 und 16 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit - unter anderem - den Artikeln 160 und 161 der Verfassung.


Met de tweede prejudiciële vraag ondervraagt het verwijzende rechtscollege het Hof over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 37, eerste lid, van de WCO, in die zin geïnterpreteerd dat de schulden inzake bedrijfsvoorheffing, in tegenstelling tot de btw-schulden die beantwoorden aan prestaties uitgevoerd ten aanzien van de schuldenaar in de periode van gerechtelijke reorganisatie, wel « boedelschulden » kunnen uitmaken.

Mit der zweiten Vorabentscheidungsfrage befragt das vorlegende Rechtsprechungsorgan den Gerichtshof zur Vereinbarkeit mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung von Artikel 37 Absatz 1 des Gesetzes über die Kontinuität der Unternehmen, ausgelegt in dem Sinne, dass die Schulden in Bezug auf den Berufssteuervorabzug, im Gegensatz zu den Mehrwertsteuerschulden, die sich auf Leistungen bezögen, die in Bezug auf den Schuldner während des Zeitraums der gerichtlichen Reorganisation erbracht worden seien, wohl « Masseschulden » darstellen könnten.


Uit de prejudiciële vraag en de verwijzingsbeslissing blijkt dat het verwijzende rechtscollege het Hof in essentie ondervraagt over de bevoegdheid van de Kamer van eerste aanleg van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het RIZIV om, na vastgesteld te hebben dat de beslissing van de Leidend ambtenaar van die Dienst nietig is wegens de niet-naleving van een op straffe van verval voorgeschreven termijn, de zaak aan zich te trekken en de aan de zorgverlener verweten inbreuken ten gronde te onderzoeken.

Aus der Vorabentscheidungsfrage und der Vorlageentscheidung geht hervor, dass das vorlegende Rechtsprechungsorgan den Gerichtshof im Wesentlichen zu der Befugnis der erstinstanzlichen Kammer des Dienstes für medizinische Evaluation und Kontrolle des LIKIV nach der Feststellung, dass der Beschluss des leitenden Beamten dieses Dienstes wegen der Nichteinhaltung einer zur Vermeidung des Verfalls vorgeschriebenen Frist nichtig sei, die Sache an sich zu ziehen und die dem Pflegeerbringer vorgeworfenen Verstöße zur Sache zu prüfen, befragt.


Het verwijzende rechtscollege ondervraagt het Hof over het feit dat de in het geding zijnde bepaling niet van toepassing is op leerkrachten die belast zijn met een inspectieopdracht in het belang van het onderwijs en die geen lid zijn van de bij het decreet van 24 maart 2003 opgerichte pedagogische inspectie-begeleiding.

Das vorlegende Rechtsprechungsorgan befragt den Hof darüber, dass die fragliche Bestimmung nicht auf Lehrkräfte anwendbar ist, die mit einem Inspektionsauftrag im Interesse des Unterrichtswesens betraut sind und nicht der durch das Dekret vom 24. März 2003 eingesetzten pädagogischen Inspektion und Beratung angehören.


Het verwijzende rechtscollege ondervraagt het Hof nog over het feit dat de in het geding zijnde bepalingen de strafrechter zouden verhinderen rekening te houden met verzachtende omstandigheden, en met artikel 21ter van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, of de maatregelen bepaald in de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie te verlenen.

Das vorlegende Rechtsprechungsorgan befragt den Hof ferner zu dem Umstand, dass die betreffenden Bestimmungen den Strafrichter daran hindern würden, mildernde Umstände sowie Artikel 21ter des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches zu berücksichtigen oder die Massnahmen im Sinne des Gesetzes vom 29. Juni 1964 über die Aussetzung, den Aufschub und die Bewährung zu gewähren.


In zoverre het verwijzende rechtscollege het Hof ondervraagt over het feit dat een door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest uitgereikte vergunning enkel wordt erkend voor het grondgebied van het Vlaamse Gewest voor zover er geen reizigers in- of uitstappen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, viseren de prejudiciële vragen in werkelijkheid artikel 49bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder.

Insofern das vorlegende Rechtsprechungsorgan den Hof zu dem Umstand befragt, dass eine durch die Region Brüssel-Hauptstadt erteilte Genehmigung nur für das Gebiet der Flämischen Region anerkannt wird, sofern keine Fahrgäste auf dem Gebiet der Flämischen Region ein- oder aussteigen, beziehen die präjudiziellen Fragen sich in Wirklichkeit auf Artikel 49bis des Erlasses der Flämischen Regierung vom 18. Juli 2003 über die Taxidienste und die Dienste für die Vermietung von Personenkraftwagen mit Fahrer.




datacenter (28): www.wordscope.be (v4.0.br)

'verwijzende rechtscollege ondervraagt' ->

Date index: 2022-02-12
w