« Schenden de artikelen 40 en 57, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14.1 van het Internationaal Verdrag inza
ke burgerrechten en politieke rechten van 19 december 1996 en met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre zij in burgerlijke zaken ertoe kunnen leiden
dat de termijn voor verzet aanvangt en eindigt buiten het medeweten van de persoon aan wie wordt betekend, zelfs wanneer di
...[+++]e persoon niet verantwoordelijk is voor het feit dat zijn woonplaats niet bekend is, terwijl, in strafzaken of in burgerlijke zaken die op een misdrijf steunen, de persoon aan wie wordt betekend over een buitengewone termijn beschikt zodat de termijn voor verzet niet zonder zijn medeweten tegen hem loopt, ongeacht of hij al dan niet verantwoordelijk is voor het feit dat zijn woonplaats niet bekend is ?« Verstossen die Artikel 40 und 57 Absatz 2 des G
erichtsgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 14 Absatz 1 des Internationalen Paktes vom 19. Dezember 1996 ü
ber bürgerliche und politische Rechte und Artikel 6 der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten, insofern sie in Zivilsachen dazu führen können, dass die Einspruc
hsfrist anfängt und endet, ohne dass der Zust ...[+++]ellungsempfänger es weiss, sogar wenn dieser nicht dafür verantwortlich ist, dass sein Wohnort unbekannt ist, während in Strafsachen oder in Zivilsachen, die auf eine Straftat zurückzuführen sind, der Zustellungsempfänger über eine ausserordentliche Frist verfügt, so dass die Einspruchsfrist nicht läuft, ohne dass er es weiss, ohne Rücksicht darauf, ob er dafür verantwortlich ist, dass sein Wohnort unbekannt ist?