« Schendt artikel 21, zesde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin
ten aanzien van de verzoekende partij een vermoeden van afstand van geding wordt gevestigd wanneer zij geen enkel verzoek tot voortzetting van de procedure indient binnen een termijn van 30 dagen die ingaat met de betekening van het verslag van de auditeur waarin de verwerping of onontvankelijkheid van het beroep wordt voorgesteld, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het de tussenkomende
partij die
het verzoekschrift ondersteunt ...[+++], maar die bewust niet als verzoekende partij is opgetreden, niet de mogelijkheid biedt de voortzetting van de procedure te vragen ?« Verstösst Artikel 21 Absatz 6 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat, dem zufolge anges
ichts der klagenden Partei eine Klageverzichtsvermutung gilt, wenn sie innerhalb einer dreissigtägigen Frist ab Zustellung des Berichtes des Auditors, in dem die Zurückweisung oder Unzulässigkeit der Klage vorgeschlagen wird, keinen Antrag auf Fortsetzung des Verfahrens einreicht, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er der intervenierenden Partei, die die Klageschrift unterstützt aber absichtlich nicht als klagende Partei aufgetreten ist, nicht die Möglichkeit bietet, die Fortsetzung des Verfahrens zu beantragen
...[+++]?